consortium

PERSBERICHT

december 2013

Archeologisch onderzoek Borgharen: ‘Schat aan informatie over bewoners Maasvallei’
Paardengraf Borgharen resultaat veldslag 1794

Het vermaarde paardengraf in Borgharen dateert uit 1794. De 65 paarden zijn om het leven gekomen tijdens de belegering van Maastricht door Franse troepen. Het gaat om cavaleriepaarden, waarvan een deel schotwonden had.

Tot die conclusie komt Archeodienst, het archeologische bureau dat uitgebreid onderzoek heeft gedaan naar de herkomst en achtergronden van het graf, dat internationaal tot veel opwinding leidde in de wereld van de archeologie; het is het grootste massagraf van paarden dat ooit in Europa is ontdekt. Het werd blootgelegd tijdens de uitvoering van de Maasbeveiliging en delfstoffenwinning door het Consortium Grensmaas.

Belangrijkste aanwijzing voor Willem-Simon van de Graaf van Archeodienst dat het paardengraf uit 1794 stamt, is de vondst van een pijpenkop, een bronzen gesp en Engels aardewerk uit de late 18e eeuw bij de skeletten. De Franse belegering in 1794 is één van de acht belegeringen en veldslagen die Maastricht heeft gekend.

Voor het onderzoek is in totaal 630 kilogram aan paardenbotten minutieus onderzocht. In het graf zijn ook nog 20 kogels, 188 hoefijzers en enkele gespen gevonden. Volgens Van de Graaf is het duidelijk dat de dieren bij de veldslag om het leven zijn gekomen en allemaal tegelijkertijd in een belegeringsgreppel van ongeveer veertig bij twee meter zijn begraven.

Het onderzoek van het paardengraf heeft ruim drie jaar in beslag genomen. Een van de skeletten maakt inmiddels deels uit van de vaste collectie van het Rijksmuseum van Oudheden in Leiden. De gemeente Maastricht en Consortium Grensmaas, de uitvoerder van de rivierbeveiliging en zand- en grindwinning in Zuid-Limburg, hebben inmiddels gezamenlijk besloten dat ze zorg zullen dragen voor de expositie van een van de skeletten in Borgharen. Daarmee wordt tegemoet gekomen aan de wens van de bevolking die een deel van het graf graag blijvend wil tonen aan de bezoekers van het Maasdorp. De overige skeletten gaan naar het archeologische depot van de gemeente Maastricht.

Van de Graaf wijst er overigens nadrukkelijk op dat nog lang niet alle vragen rond het paardengraf zijn beantwoord. Zo is het onduidelijk of de paarden toebehoorden aan de Fransen, of aan troepen van de Republiek der Nederlanden. Ook zou nader onderzoek van de hoefijzers nog meer bewijs kunnen leveren dat het graf inderdaad voortvloeit uit de belegering van 1794.

Overigens hebben de opgravingen in Borgharen van februari tot augustus 2010 tot veel meer opmerkelijke vondsten geleid, zo blijkt uit de eindrapportage van Archeodienst. Archeoloog Van de Graaf spreekt zelfs over ‘een schat aan informatie over het gebruik van het Maasdal door de mens’.

Een greep uit de vondsten? In totaal zijn er 15.000 stuks aardewerk, 67 voornamelijk Romeinse munten, ruim honderd kogels, Romeinse mantelspelden en de meest uiteenlopende gebruiksvoorwerpen gevonden. Als een van de meest bijzondere vondsten typeert Willem-Simon van de Graaf een nog gave zilveren oorhanger van topkwaliteit uit de vijfde- of zesde eeuw na Christus.

‘Uniek’ is volgens Van de Graaf de structuur van het Merovingische grafveld uit de vierde en vijfde eeuw, waarvan uiteindelijk tien graven zijn blootgelegd met elf skeletten. Een man die tot een elitegroep behoord moet hebben, was begraven met zijn complete wapenuitrusting. De overige graven bevatten weinig of geen voorwerpen. De graven liggen onregelmatig verspreid. Dat wijkt af van het strakke patroon van Merovingische begraafplaatsen elders. Binnen het gebied ligt ook een tweede, al eerder opgegraven Merovingisch grafveld uit een iets latere tijd.

Heel bijzonder is ook de vondst van grote hoeveelheden bewerkte vuurstenen. Ze zijn zo’n 10.000 jaar geleden door mensen achtergelaten. Van de stenen maakten ze gereedschap om te kunnen jagen en vissen bij en in de Maas. Het gaat om vuurstenen pijlpunten, mesjes, schrabbers, boortjes en een zeer zeldzame stenen hamer.

Tussen ongeveer 1000 voor Christus en het jaar nul (Bronstijd en IJzertijd) hebben in Borgharen verschillende keren kleine nederzettingen bestaan van één of enkele boerderijen. Ook in de Romeinse tijd is het gebied in gebruik geweest. Dat blijkt uit de aanwezigheid van een Romeinse villa, waarvan de resten bij eerdere archeologische opgravingen al getraceerd zijn.

Na de zevende eeuw is het gebied in Borgharen volgens de onderzoekers niet meer bewoond geweest omdat het toen deel uitmaakte van het overstromingsgebied van de Maas.